Fokkerij
IJslandse Paarden stammen af van de paarden die de eerste bewoners van IJsland aan het eind van de negende eeuw mee namen naar het eiland.
Deze paarden kwamen voornamelijk uit het westen van Noorwegen maar ook uit andere delen van Europa. Zoals zoveel paarden in die tijd
beschikten ook de paarden in IJsland over de laterale gangen tölt en telgang. Op het vasteland van Europa zijn die gangen er in de loop
van de eeuwen als "niet wenselijk" uitgefokt, maar het IJslandse ras bleef ongewijzigd. In de eeuwen die volgen zorgden land en klimaat
voor een natuurlijke selectie. De omstandigheden in IJsland zijn hard, de winters zijn lang en vaak extreem koud, veel vee dat niet op
stal wordt gezet overleeft het niet. In het voorjaar van 1783 barstte de vulkaan Laki uit met desastreuze gevolgen: driekwart van de
paarden kwam om.
Het IJslandse Paard heeft geleerd om zich aan te passen. Wintervachten werden dikker en langer. Ze leerden stil te staan in sneeuwstormen
zodat ze minder energie verbruiken. Het ruwe terrein maakt ze moedig en evenwichtig. Het is diezelfde ruwheid die ervoor zorgde dat in de
IJslandse paardenfokkerij de gangen tölt en telgang bewust bewaard zijn. Ze zorgen voor een tredzeker en voor de ruiter comfortabel paard.
Veulens laten deze gangen vaak in de wei al zien.
Fokdoel
Stoeterij de Breidablik streeft in de fokkerij naar een aangenaam rijpaard, met:
- Minstens vier makkelijk te rijden, ruime gangen
- Goed, betrouwbaar en werkwillig karakter
- Correct exterieur
Het doel is een IJslander die zowel voor het recreatief rijden als voor de sport geschikt is, zodat de toekomstige eigenaar zelf kan bepalen
wat hij met het paard wil. Op de Breidablik wordt op dit moment op kleine schaal gefokt.
Jonge paarden
De veulens groeien in het eerste jaar samen op. Zo krijgen de veulens een optimale kans om te spelen en van elkaar sociaal gedrag aangeleerd te
krijgen. In hun eerste levensjaar maken ze kennis met het halster en leren om aan de hand te lopen. Hierna groeien ze samen op in een gevarieerde omgeving, namelijk een stuk bos op het terrein van de Breidablik. Als vierjarige worden zij ingeschaard in de hoofdkudde om te beginnen met hun opleiding tot rijpaard.